Ik weet nog goed dat we, jaren geleden, op bezoek gingen bij vrienden. We hadden een leentelefoon bij ons van het werk. Man, wat was dat interessant. Hij was grijs, supergroot, er zat een antenne op en hij was van ons. Voordat we bij onze vrienden aanbelden, belden we ze eerst even met de mobiel, zo van: ‘We staan nu voor jullie deur!’ Helaas moest hij na een paar dagen weer terug en was het over met de pret. Niet lang daarna waren we op vakantie in Milaan. Alle mannen daar liepen rond met zo’n mobiel apparaat. We keken onze ogen uit. We hoorden daar toen ook het verhaal dat ItaliĆ« het enige land was waar spiegels in de telefoonwinkels hingen. Dan konden ze zien hoe de telefoon ‘stond’.
En nu. Nu is hij niet meer weg te denken, die mobiel. Iedereen heeft hem. In de trein wordt er gebeld, tijdens vergaderingen gaat hij af en in het theater worden we gewaarschuwd om hem uit te zetten. We checken onze agenda, surfen op internet en bekijken onze fotocollectie. En dan vergeet ik vast nog heel veel andere dingen, eh, applicaties. Ook ik kan niet meer zonder. En heel stiekem wil ik eigenlijk ook een iPhone, net als bijna iedereen. Alleen, ik moet nog een jaar met m’n Flex-abonnement. In 2012 mag ik pas een nieuwe. Maar hoe zou het telefoonlandschap er dan uitzien?